Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij zeiden tot haar: [19]Gij raast. Doch [20]zij bleef er sterk bij, dat het alzo was. En zij zeiden: [21]Het is zijn engel. 19. Of, gij zijt buiten zinnen, niet wetende wat gij zegt. 20. Of, zij bevestigde dat. 21. Of, het is zijn bode; gelijk het woord engel somwijlen alzo genomen wordt. Zie Luk.7:24. Doch alzo met dit woord merendeels de engelen des hemels betekend worden, zo wordt dit van velen verstaan van een engel, die Petrus van God tot een bewaarder was toegevoegd in deze zwarigheid, gelijk ook Matth.18:10 van de geringste gelovigen wordt gezegd dat hunne engelen altijd zien het aanschijn des Vaders in de hemelen; waaruit volgt dat God de engelen wel zendt ten dienste en bescherming der gelovigen, Ps.34:8, en Ps.91:11; Hebr.1:14; maar daaruit volgt nochtans niet dat elk mens juist een bijzonderen goeden en een kwaden engel altijd zou hebben tot gezelschap, gelijk sommigen menen.